Onderzoek E-Learning 2001.

 Opdracht

1.        Inleiding

Dit document bevat een overzicht van de E-learning markt in 2000. Deze markt is door het grote succes van E-learning aan het exploderen. E-learning blijkt fors  kosten te besparen. Het effect van dit alles is dat ieder bedrijf zich met dit onderwerp lijkt bezig te houden en dat het openen van een ingang onmiddelijk weer nieuwe facetten toont. Het is dan ook bijna onmogelijk is om door de bomen het bos te zien. Deze notitie moet dan ook gezien worden als een poging tot ordenen. In eerste instantie (Hfdst 5.) is leren in al zijn facetten in kaart gebracht. Leren is een generiek concept dat bijna op alles van toepassing kan worden verklaart. Door van generiek naar specifiek te gaan wordt langzamerhand  een kader gebouwd. Dit kader wordt in Hfdst 6. gebruikt om een zoek-vraag te formuleren die in de volgende hoofdstukken wordt uitgewerkt. In het laatste hoofdstuk ( 10) staan aanbevelingen.

2.        Gebruikte documenten

3.        Samenvatting

4.        Gevolgde aanpak

In een aantal gesprekken is de opdracht helder gemaakt. In eerste instantie is geprobeerd om een kader te maken. Dit kader komt voort uit eigen inzichten ten aanzien van het onderwerp. Naar het gebruikte materiaal wordt via voetnoten gerefereerd. Op basis van dit kader zijn vragen uitgezet in het netwerk en zijn documenten gezocht c.q. opgevraagd. In totaal zijn is  meer dan 1000 bladzijden documenten ontvangen en doorgenomen. Deze zijn geanalyseerd en gerelateerd aan het kader. Daarna is geprobeerd om een relevante zoekvraag te formuleren zodat de markt in kaart kon worden gebracht. Als laatste is geprobeerd om uit de enorme hoeveelheid aspecten relevante aanbevelingen te destilleren. Er moet worden opgemerkt dat dit niet eenvoudig bleek te zij. Het maken van dit rapport was gezien de korte doorlooptijd en gezien de enorme input aan documenten  een enorme opgave.

5.        Algemeen kader

5.1.   Leren

Leren is het aanpassen van een organisme (bijv. een mens) aan zijn omgeving[1]. Leren vind in het algemeen niet intentioneel plaats. Het gaat als vanzelf. Een belangrijke bron van leren voor de mens is de steeds weer veranderende werkomgeving.

Het organisme kan worden opgedeeld in verschillende onderdelen (bijv. zintuigen, hersenen,  spieren, organen, immuunsysteem, etc.). De veranderingen in de omgeving (de impuls) worden opgemerkt door de zintuigen. Op basis van de informatie die de zintuigen opvangen gaat een onderdeel of een aantal onderdelen van het organisme zich anders gedragen. De meeste veranderingen spelen zich af binnen het organisme (het lichaam). Ze zijn voor een externe waarnemer niet zichtbaar.

Als de impuls zich vaak herhaalt zal het organisme op termijn een permanente verandering ondergaan[2].  Er ontstaat een standaard reactiepatroon (script).[3] Organismen hebben zich gewapend tegen al te snelle veranderingen. Het is uit op continuiteit. De bestaande scripts bepalen voor het grootste deel wat men kan leren.  Scripts kunnen worden aangepast doordat het verwachtingspatroon verbonden aan het script niet uitkomt (een expectation-failure). Men leert door fouten te maken[4]. Naarmate een organisme langer bestaat is het steeds minder in staat tot aanpassing. 

Er zijn grenzen aan het aanpassings-vermogen. Als deze grens (het talent, de potentie) wordt overschreden vertoont het organisme stress. Langdurige stress veroorzaakt ziektes en uiteindelijk het sterven van het organisme.

5.2.   Opleiden

In principe leren mensen altijd iets. Een belangrijk punt is de sprong die men maakt in zijn kenns. Het gaat dan om het verkrijgen van een inzicht of een paradigm-shift. Een belangrijke impliciete leeromgeving is het werk. Het ondersteunen van het leer-proces op het werk (meer in de zin van exploreren) wordt performance-support genoemd.

Opleiden (c.q. Training) is het doelgericht veranderen van de kennis van een mens. Er is sprake van een leerdoel. Kennis is het vermogen om binnen grenzen (het kennisdomein) voorspelbaar te kunnen reageren op onverwachte situaties. Opleiden richt zich vooral op van buiten waarneembare, te toetsen, permanente veranderingen. Een belangrijk punt bij opleiding is de doorlooptijd van een verandering (het inleren). Deze moet binnen afzienbare, vooraf vastgestelde tijd, plaatsvinden. Als deze tijd niet wordt gehaald is de opleiding (in het algemeen de leerling) mislukt.

Op dit moment verkeert de cognitieve wetenschap in een stroomversnelling. Het wordt steeds duidelijker hoe mensen leren (zie Hfdst 5.1). De kennis over het leren sijpelt langzaam door in het bestaande systeem. Er ontstaan combinaties van traditioneel leren en innovatief leren[5]. Duidelijk zal zijn dat de markt zich vooral op de eerste categorie richt.

Kennis kan worden gedefinieerd met de formule Kennis = Gegevens x Ervaring x Vaardigheden x Attitude[6]. Gegevens zijn van de mens ontkoppelde kennis en daarmee eenvoudig door te geven. Gegevens worden opgeslagen in en opgehaald uit het geheugen (herinneren). Ervaring en vaardigheid worden verkregen door te doen. Ze kunnen vooral worden gerelateerd aan aanpassing van het gedrag van de spieren. Ze worden overgedragen door voor te doen (copieren). Attitude is een onderdeel van de persoonlijkheid en daardoor een gegeven. De laatste drie factoren worden vaak aangeduid met de term “impliciete” kennis (praktijk).  De eerste met expliciete kennis (theorie).

5.3.   De kennisspiraal van Nonaka[7]

Groepen van mensen, meestal samengebracht in een onderneming of beroepsgroep, bouwen indien ze langdurig met elkaar optrekken een kennis-infrastructuur op. Deze infrastructuur bestaat uit boeken, verhalen, gegevens, procedures, software-programma’s, ervaring, tradities en verwachtingen. De technische- en applicatieinfrastructuur van een bedrijf maakt deel uit van deze kennis-infrastructuur. Ze is opgeslagen in databases, archieven maar vooral in het geheugen van de mensen zelf. De expliciete kennis is het meest mens-onafhankelijk. Men moet de kennis wel kunnen begrijpen. De meeste kennis is echter mens-gebonden. Als een medewerker een onderneming verlaat kan dit dan ook grote problemen geven. Kennis-intensieve ondernemingen (bijv. banken) doen er dan ook alles aan om belangrijke specialisten (experts) te behouden of om hun impliciete kennis expliciet te maken (b.v. middels expert-systemen). 

Het bouwproces van de kennis-infrastructuur, wel de kennisspiraal genoemd, vindt in zijn totaliteit meestal ad-hoc plaats. Sommige delen van het proces worden sterk bestuurd, andere delen worden op hun beloop gelaten.

In de westerse samenleving is er volgens Nonaka een te grote nadruk gelegd op expliciete kennis, theorie. Men geeft minder aandacht aan wat de mens spontaan opbouwt (de ervaring) en bezit (het talent). Door de aspecten praktijk en theorie met elkaar te combineren ontstaan er vier transformaties van kennis n.l. Socialisatie, Externalisatie, Combinatie en Internalisatie. Door te analyseren (Externalisatie) en  te Combineren ontstaat nieuwe expliciete kennis. Deze kennis moet worden getraind en ingeleerd (Internalisatie).   Het is ook mogelijk dat praktijk-kennis rechtstreeks wordt overgedragen (Socialisatie). Externalisatie is in de loop der tijd bijna volledig het domein van de automatisering geworden. Ook het combineren (denk aan Business Intelligence, End-User-Computing, Neurale Netwerken) begint sterk doortrokken te worden van ICT.

Iedere transformatie kan een externe relatie hebben. Er worden medewerkers ontslagen en in dienst genomen. Er wordt externe kennis (bijv. een methode) en externe training ingekocht. Ook de Kennis-infrasructuur heeft relaties naar buiten. Er stroomt via het netwerk data in en uit (bijv. nieuwe wet- en regelgeving). Deze data krijgt steeds meer ongestructureerde (tekst) en multimediale kenmerken (plaatjes, video). In dit rapport wordt dit soort data aangeduid met de term content.

De kennis-spiraal is in grote ondernemingen tot op heden nog nooit als geheel bestuurd. Ze begint door de steeds toenemende innovatie steeds sneller te draaien. In onder-nemingen draait de spiraal met horten en stoten en vindt er verlies van geld en kennis plaats. Kennis-intensieve ondernemingen, zoals de Belastingdienst,  worden steeds meer genoodzaakt om de complete kennisspiraal te integreren en onder één besturing te brengen (Kennis-management). Er zijn ondernemingen die de spiraal methodisch  proberen te besturen[8]. Als voorbeeld bevat Figuur 2 de uitkomst van een onderzoek dat Cisco[9] heeft gedaan samen met Intellinex. 

  • De E-Kennis-spiraal

Door de opkomst van de Tele-Communicatie is het efficient koppelen van mensen en software (Keten-integratie, E-Commerce) via een netwerk (het Internet) een steeds grotere rol gaan spelen. Het wordt mogelijk om functies van af een willekeurig plaats (distributie) en op een willekeurig tijdstip te gebruiken. Ook Opleiding heeft een E-aspect gekregen en heet nu E-Learning. E-Learning  is in essentie de automatisering en de distributie van het Internalisatie-proces.

  • E-socialisatie

Het is nog onduidelijk hoe de automatisering van het Socialisatie-proces zal gaan plaatsvinden. Dit komt omdat het hier gaat om de uitwisseling van impliciete kennis. Automatisering houdt zich nu eenmaal  vooral bezig met het expliciet maken van kennis (vertalen in gegevens). Mensen leren het beste als ze samen met anderen nieuwe voor hen betekenisvolle kennis construeren en ervaring delen[10]. Het gaat dan om het voeren van een (gestructureerde) dialoog[11].  Deze kan plaatsvinden in de vorm van een project. Men deelt dan een gezamenlijk doel . Hier ligt een sterke relatie naar groupware (collaborative learning).

Een technologie die zich concentreert op het expliciet maken en overdragen van ervaringskennis is Case-Based Reasoning (CBR)[12]. In opleidingen wordt gebruikt gemaakt van de denkwereld achter CBR door het presenteren van cases en het uitvoeren van simulaties in de vorm van rollenspellen. De digitale vorm is te vinden in  computer-games en simulators (denk aan de flight-simulator). Een samenhangende aanpak die gebruikt maakt van de inzichten achter CBR is Goal-Based-Learning [13]

  • Relatie Kennis-management en Change-management

E-Learning heeft als input-relaties de producten van de Externalisatie en Combinatie. Regels en gegevens worden omgezet in programma’s en databases en komen in de technische- cq. de applicatie-infrastructuur terecht. E-Learning heeft een output-relatie naar het proces van Socialisatie (het delen van ervaring). De medewerker krijgt (educatieve) content aangeboden. E-Learning legt de nadruk op het gebruik van de gestructureerde vorm van de Kennis-Infrastructuur (b.v. databases). De directe input-relaties hebben vooral het karakter van organisatorische changes (veranderen vantaken, werkwijze). De changes die betrekking hebben op expliciete kennis (data, programma’s) worden via Automatiseringsprojecten geimplementeerd. Er bestaat een sterke relatie tussen Kennis-management en Change-management.

  • Performance support

Software wordt steeds complexer in zijn werking. Door de toenemende gebruikers-interactie wordt gebruikers-vriendelijkheid (usability) steeds belangrijker. Om het werkproces te kunnen ondersteunen worden Help-systemen[14] (ook wel Electronic Performance Support Systemen (EPSS) genoemd) ontwikkeld.

Het adviseren van de klant ten aanzien van complexe producten zoals verzekeringen wordt steeds meer ondersteund door Advies-systemen die meestal gebaseerd zijn op kennis-technologie (AI). Deze advies-systemen nemen de rol en de kennis (de regels) van de adviseur over en worden steeds meer direct via het Internet ter beschikking gesteld aan de klant. Kennis-regels kunnen centraal worden opgeslagen en hergebruikt. Een voorbeeld van een markleider  in dit gebied is AIONDS (Platinum nu eigendom van CA). E-Learning-systemen kunnen deze kennis-regels hergebruiken.

Help-systemen en advies-systemen kunnen een deel van de opleidingsinspanning binnen een onderneming overnemen of zelfs doen verdwijnen als de taak van de adviseur door software wordt overgenomen. Ze maken eigenlijk deel uit van het E-learning-instrumentarium maar worden tot op heden in de hoek van de complexe automatisering of de performance-support geplaatst. Via Help- en adviessystemen kan op de werkplek just-in-time E-learning-content ter beschikking worden gesteld.

Het is aan te raden om het ontwikkelen van software en de training die nodig is om deze software effectief te kunnen gebruiken in samenhang te gaan ontwikkelen. In deze nota wordt dit aspect niet verder uitgewerkt.

  • Logistiek management en opleiden

Het schoolsysteem van de 20e eeuw is gebaseerd op de principes van Taylor[15]. Een belangrijk criterium is “efficiency” (logistiek management). Het gaat om standaardisatie en procesbesturing (ERP, workflow, proces-managers). Een belangrijk onderwerp is het verkorten c.q. integreren van waardeketens door het weghalen van tussenpersonen (value-chain-management). E-learning is een voorbeeld van een dergelijke waardeketen-integratie waarbij de afstand tussen de zender van content (de uitgever) en de leerling wordt verkleind.

Door de enorme instroom van leerlingen werd het noodzakelijk om de inzet van leraren en de beschikbare ruimtes (het klaslokaal) te gaan optimaliseren. De leerlingen werden hiertoe via een aantal lopende banden (klassen) geassembleerd in een beperkt aantal standaard types dat aan het einde van de opleiding zo aan de “echte” lopende band kan aanschuiven. Op een aantal plaatsen wordt getest of een onderdeel aan de gestelde eisen voldoet. Door de grote snelheid van verandering in de maatschappij wordt het steeds moeilijker om de output-standaard te formuleren. Omdat men niet meer weet wat men moet weten wordt er steeds meer nadruk gelegd op zelf uit- en opzoeken (leren leren etc.). Hier spelen zoekmachines een grote rol. De rol van de leraar verandert van instructeur naar coach c.q. supporter.

In essentie is het huidige E-learning nog steeds gebaseerd op de Tayloriaanse manier van opleiden. De efficiency kan door de inzet van ICT verder worden opgevoerd. Het logistiek management-systeem (het Learning Management Systeem, LMS) speelt dan ook een dominante rol in de huidige E-Learning-pakketten.

  • Het ontwikkelen van educatieve content

De standaard-output  wordt door de behoefte aan differentiatie van de leerling steeds meer gedetailleerd. Net als in de industrie wordt opleiding een assemblage-proces dat op basis van de behoefte van de klant just-in-time componenten (learning-objects) koppelt. Het uiteindelijke doel is maatwerk per leerling (vgl. personalisatie in E-Commerce).

Een learning-object wordt beschreven door kenmerken. Deze kenmerken worden samengevoegd tot een meta-model (of taxanomie). Het meta-model kan worden opgeslagen in een (learning-object)repository. 

De taxonomie moet per bedrijf of bedijfstak worden ontworpen. Ze moet worden afgeleid uit de toekomstige opleidingsbehoefte van de organisatie. Afhankelijk van het type organisatie-onderdeel (staf, lijn), de branche (bijv. het bankwezen), de beschikbare budgetten en de manier van werken (veel of weinig eigen regels) is er content te koop (bijv. automatisering) of moet ze zelf worden ontwikkeld.  De kans is erg klein dat er content te koop is om het primaire proces van de Belastingdienst te ondersteunen. De meeste content wordt in de Engelse taal opgeleverd.

De bestaande content werd tot voor kort ter beschikking gesteld in de vorm van boeken. Deze boeken worden nu gedigitaliseerd en via een user-interface (de PC, E-Book etc) ter beschikking gesteld. Ze bestaat voor het grootste deel nog uit veel te grote niet op elkaar aan te sluiten componenten.  Een nog groter  probleem is het op elkaar aansluiten van de componenten van verschillende leveranciers. Hiertoe zijn internationale standaarden nodig.

Het ontwerpen van het juiste niveau component (de granulariteit) en het definieren van de meest passende taxonomie is cruciaal. Het kost erg veel capaciteit om in een later stadium als er veel componenten zijn gemaakt extra meta-data toe te gaan voegen of bestaande meta-data aan te passen. Het is niet aan te raden om op dit moment over te gaan tot het zelfstandig ontwerpen van complexe learning-objectstructuren. Hier speelt een vergelijkbare problematiek (en aanpak) als bij het ontwerpen van OO-gebaseerde systemen. Het wachten is op Learning-object-(class)librarys.

Er bestaat nog geen standaard-model voor learning-objects. Dit model is nog in ontwikkeling. Als deze standaard wordt vastgesteld is het zeker dat deze standaard niet volledig zal passen op de Belastingdienst. Men zal moeten toevoegen of aanpassen. Het dilemma is dat dit weer problemen gaat opleveren met de uitwisselbaarheid van de content.

Een alternatieve manier is om de meta-data rechtstreeks af te leiden uit de content. Hiertoe moet een geavanceerde pratroonherkenner (bijv. met behulp van genetische algoritmen

) worden ontwikkeld. Deze patroonherkenners bestaan nog niet.

  • Standaarden

Om educatieve content en pakketten te kunnen koppelen moeten internationale standaarden worden ontwikkeld.  Het is van belang dat deze standaarden zich baseren op de bekende Internet-(content)standaarden als HTML, XML,  XSLT transformation e

Er zijn nog geen internationaal vastgestelde standaarden. Ze zijn nog in ontwikkeling. De vier belangrijkste initiatieven zijn IEEE’s Learning Technology Standards Committee (IEEE LTSC), het IMS Global Learning Consortium (IMS), Advanced Distributed Learning (ADL) in combinatie met Sharable Content Object Reference Model (ADL SCORM), en het Aviation Industry CBT Committee (AICC). (Zie Bijlage I).

Los van specifieke E-learning-standaarden is de Dublin Core-standaard van belang. Dit is een algemene standaard om het zoeken in ongestructureerde tekst te stroomlijnen (ten behoeve van bibliotheken en search-engines). In het algemeen kan worden gesteld dat de E-Learning-standaarden een specialisatie zijn van bibliotheek-standaarden.

De meest belangrijkste internationale standaard is AICC. Ze is van groot belang voor de uitwisseling/ compatibiliteit van content met al of niet multimedia onderdelen,  LMS-en, Authoring-systemen en ‘of the shelff’ producten van content-leveranciers als NetG, Smarttrainer,Smartforce en Global Knowledge. De standaard SCORM speelt alleen in de defensie wereld. Deze standaard is instabiel.

Een groot probleem is de aggregatie van learning-objects . Naast verschillende terminologieen, worden er ook verschillende niveau’s gebruikt. Een voorbeeld van een aggregatie in vier lagen is Course, Lesson, Topic, Subtopic. Een subtopic is een plaatje, graphic, stukje tekst.

De standaarden zijn meervoudig te interpreteren. Zelfs als producten voldoen aan de AICC-standaard is het integreren geen “plug and play”. Er moet intensief worden getest. Vaak moeten op basis van deze test converters (API’s) worden gebouwd.

Een voorbeeld van een nieuwe uitgebreide en goed ontworpen (Nederlandse) standaard is EML[16]. EML wordt waarschijnlijk opgenomen in IMS. EML staat daarom op dit moment erg in de belangstelling. Het EML-model bestaat uit drie onderdelen n.l. het leer-model (welke leermethode), het unit of study-model (het learning-object) en het domein-model (het  kennisdomein).

Per unit worden o.m. de volgende variabelen ingevuld:

  • Welke rollen (cursisten en docenten) zijn er?
  • Welke leerdoelen moeten er worden bereikt?
  • Welke ingangseisen worden er gesteld?
  • Welke activiteiten moeten de verschillende cursisten uitvoeren om de gestelde leerdoelen te bereiken en in welke volgorde? Wie bepaalt de volgorde (leerling, cursist of een bepaald schema)?
  • Welke hulpmiddelen (online of realiteit) heeft de cursist nodig om de activiteiten uit te voeren (litteratuur, communicatie-faciliteiten, toetsen, zoeksystemen, tools)?
  • Welke docent-faciliteiten zijn nodig en welke hulpmiddelen gebruikt de docent?
  • Matchen van content en leerlingDe statische leerbehoefte en competenties

Het koppelen van de juiste leer-componenten aan de behoefte van een leerling is in feite een matching-proces. Hiertoe moeten kenmerken van de leerling (b.v. de competentie) en zijn (toekomstige) taak of functie worden gerelateerd aan de kenmerken die bij de leer-objecten zijn opgenomen (b.v. welke kennis heeft men op nodig en welke leeraanpak is passend). Het ontwikkelen van competentie- en functieprofielen is een taak van het Human Resource Management (HRM).

Het is zeker dat er ten behoeve van het matchen zowel aan de kant van de leerling als aan de kant van de componenten extra meta-data moet worden toegevoegd. Ook hier zal een meta-data-model moeten worden ontwikkeld (c.q. gekocht).

Als de juiste componenten worden gevonden is de kans aanwezig (en bij veel componenten groot, vgl zoekmachines) dat men nog handmatig moet filteren. Daarna moeten de componenten tot een opleidingen worden samengevoegd. Hiertoe is educatieve expertise (een educatief ontwerper) nodig.

  • De dynamische leerbehoefte

Leer-componenten bevatten ongestuctureerde data (tekst, plaatjes). Op dit gebied vertonen ze grote overeenkomst met andere content-objecten. Het verschil tussen leer-componenten en andere kennis-objecten zoals nieuws, wijzigingen wetteksten, en jurisprudentie is gelegen in de dynamiek en de meta-data waarmee ze worden beschreven. Normale kennis-objecten hebben geen koppeling met de meta-data die de leeraanpak beschrijft. 

De topstructuur van educatieve objecten (course, lesson) veranderen langzamer dan de onderliggende kennis-objecten (topic, sub-topic). Ze zijn gericht op de lange termijn behoefte aan kennis (preventie, carriereplanning). De investering in het veredelen van de objecten door ze te filteren, te voorzien van meta-data en ze te koppelen tot een cursus is zinvol als de cursus zijn rendement oplevert en dus langere tijd meegaat.

Duidelijk mag zijn dat faciliteren van de korte en de lange termijn kennisbehoefte op infrastructureel niveau sterk met elkaar is gerelateerd.  Er is sprake van gedeelde (wellicht meer gedetailleerde) profielen op het gebied van zowel de content als de medewerker. Daarnaast is er sprake van gelijksoortige technologie (bijv. search-engines, samenvatters, vertalers, dictionaries). Ten aanzien van zeer dynamische content is het niet mogelijk om handmatig te classificeren. Dit gebeurt automatisch. Automatische classificaties kunnen indien nodig worden omgezet in handmatige codes.

Leren en informeren hebben een sterke relatie. Dynamische content kan in een aantal gevallen worden gebruikt in cases of als voorbeeld. Daarnaast is mogelijk dat een medewerker bij het interpreteren van dynamische content behoefte heeft aan uitleg of bijstand van een expert (ask the expert). Op die manier wordt het (statische) opleidings-gebied weer betreden.

  • De zoekvraag

Het doel van dit rapport is het uitvoeren van een marktonderzoek. In het vorige hoofdstuk is geprobeerd om de meeste aspecten gerelateerd aan leren onder één noemer te brengen.

Gezien het feit dat leren, leven en werken erg veel met elkaar te maken blijken te hebben is het mogelijk om alle soorten technologien en onderverdelingen (CRM, HRM, E-Commerce etc.) te relateren. Door alles te zoeken vind men uiteindelijk niets. Om iets te kunnen vinden zal er dus moeten worden afgebakend en versimpeld.  

In het zoekmodel wordt uitgegaan van de verdeling content-ontwikkeling (Learning Content Management ((LCM), de Uitgever)), het beschikbaar stellen van content (Learning Management Systems ((LMS), de Opleider) en het construeren en delen van kennis en ervaring (Collaborative Learning, Ontwerpen, Exploreren).

Het gaat in feite om het matchen van kenmerken die hangen aan de content (meta-data) en de medewerker (zijn competentie, taken, loopbaan) en de medewerkers onderling (experts).

Het ontwikkelen van Competentie-profielen en functie-profielen behoort tot het domein van het Human Resource Management. Er wordt naar dit aspect geen verder onderzoek gedaan. 

Ten aanzien van Collaborative Learning is al opgemerkt dat dit aspect een sterke relatie heeft met Groupware. Er zal aan dit onderwerp geen aandacht meer worden besteed aangezien de Belastingdienst reeds beschikt over een “full-flash” groupware-systeem (Lotus). Het is duidelijk dat er in of op Lotus faciliteiten dienen te worden gebouwd c.q. gekocht (bijv. het matchen van experts of het faciliteren van dialogen (bijv. moderating)). 

Sommige E-learning-leveranciers, zoals Intellinex en Saba faciliteren Collaborative Learning.

Er is vastgesteld dat de kennis-spiraal in ondernemingen steeds sneller gaat draaien en dat er dan ook behoefte zal gaan komen aan een geintegreerd change-management-systeem dat organisatorische- en technische changes coordineert. Aan dit onderwerp zal in dit rapport verder geen aandacht meer worden geschonken.

E-learning kan op commercieele basis worden uitgevoerd. In dit kader zijn E-commerce-faciliteiten nodig zoals betalen en copyright-management. In dit rapport wordt aan  dit aspect geen aandacht gegeven.

Als laatste drijft de kennis-infrastructuur op de applicatie- en technische infrastructuur. Ze wordt in dit rapport als een gegeven gezien. In principe moet het mogelijk zijn om gebruik te maken van wat er is of (wellicht beter) om het aspect E-Learning uit te besteden in de vorm van een externe ASP zodat de relatie met de techniek “loosely coupled” wordt.

  • De markt
    • Algemeen beeld

Tegelijkertijd met het instorten van de Intermarkt kwamen er zeer positieve cases op het gebied van E-learning beschikbaar zowel in het school-systeem als bij bedrijven. E-Learning blijkt kosten te besparen. Op dit moment stelt al 50% van de Amerikaanse Colleges zijn traning on-line beschikbaar. De hogere segmenten (Universities etc) stomen snel op. Alleen deze markt wordt in 2005 al geschat op 20 miljard dollar.

De omzet van de groten op de markt (bv. Smartforce, Intellinex, SABA, Click2Learn, DigitalThink en Docent) neemt nog steeds toe. De meesten maken nog fors verlies (Saba en Docent $60 mio, Intellinex speelt quitte). Op de markt zijn Smarforce, Intellinex en Netg overduidelijk de grootste.  Docent geeft om marktaandeel te veroveren op dit moment software gratis weg. Het is de kleinste. De sales- en supportafdelingen van de grote spelers als Saba en Intellinex zijn in Europa net in ontwikkeling.  Kleinere leveranciers, zoals Docent, zijn volledig afhankelijk van hun implementatie-partners. 

Er worden laatste tijd in snel tempo grote lucratieve contracten afgesloten (bijv. met Eastman Kodak’s, 80,000 medewerkers).  Dit staat in schril kontrast met de bedrijven die zich op E-Commerce hebben gestort. Het gevolg is dat alle groten (bijv. Oracle, Microsoft, IBM) en kleintjes zich in snel tempo gaan profileren als E-learning-company.

  • De spelers

De markt kan worden verdeeld in leveranciers van Content, Pakketten (Delivery Solutions, LMS, LCMS) en Consulting. Sommige leveranciers leveren combinaties.

Figuur 7: De spelers op de Europese markt (bron IDC).

De meeste consulting bedrijven leveren specialisten op het gebied van E-learning. Deze consultancy-bureau’s hebben een relatie met meestal een aantal pakketten-leverancier. Sommigen gebruiken zelf E-Learning pakketten (bijv. Deloitte Saba). De  onafhankelijkheid van de meeste consutnacy-bedrijven kan worden betwijfeld. E&Y is een voorbeeld van een consultancy-bedrijf dat (via Intellinex) zijn eigen E-learning-systeem en content verkoopt.

  • Trends bij kopersPrijsconcurrentie

Er wordt door kopers steeds meer aandacht gegeven aan kwantitatieve aspecten zoals kostenbesparing en prijs. Er is sprake van toenemende prijsconcurrentie. Microsoft’s is bijvoorbeeld om prijstechnische redenen recent veranderd van Click2learn naar SmartForce.

  • Financiele draagkracht leveranciers

Vanwege de zich aftekenende consolidatie kiezen klanten steeds meer voor marktleiders waardoor veel start-ups, als ze niet worden overgekocht, failliet gaan. De markt is aan het consolideren. Er vinden veel overnames plaats (bijv. Intellinex koopt Teach.com). De financiele kracht van een onderneming is een belangrijk selectiecriterium.

  • Content becomes the king

Het gaat bij E-learning in toenemende mate om het kopen c.q. delen van content. De openheid van deze content wordt daarom van groot belang (Zie Standaarden). Steeds meer bedrijven concentreren zich op content (bijv. Smartforce, Global Knowledge en NetG). Dit is ook het snelst groeiende marktsegment. De verhouding Delivery Solutions : Services : Content is nu 1 : 1 : 1 en zal (in 2004 volgens IDC) veranderen naar 1 : 2 : 7. De openheid van het LMS naar allerlei soorten content is cruciaal.

  • Standaarden

Bedrijven die niet voldoen aan internationale standaarden (AITC) worden niet meer  geselecteerd [17].

  • End-to-end oplossingen

Kopers zijn steeds meer op zoek naar end-to-end oplossingen. In dit kader komen de bekende integrators als IBM (met Mindspan Solutions) en Microsoft (samen met Blackbord) naar voren. Naast interne integratie is er grote belangstelling voor ASP-oplossingen.

  • Technologie

De learning-objects zijn sterk in opkomst. Dit idee wordt gepropageerd door een toenemende groep bedrijven verenigd in de  LCMS Vendor Council. Er is steeds meer aandacht voor collaboratieve technologien (“learning by doing”).

  • Implementatie-tijd

Het implementeren van complexe pakketten (vgl. SAP) kost erg veel tijd. Soms mislukt de implementatie. Berucht is SABA (net aangeschaft door ABN AMRO). Het pakket heeft een enorme functionaliteit. Het is daarom erg in trek bij consultants. Het kost vele manjaren en soms jaren om dit pakket in te stellen. Cisco is om deze reden eind 1999 overgeschakeld naar Intellinex dat een veel beter implementatie-track-record heeft (meestal binnen 3 maanden).

  • E-Learning management systeem (LMS)

Zoals in hoofdstuk 7 in grote lijnen uiteengezet kent de E-Learning markt drie voorname invalshoeken:

  • Content (generatie),
  • (Consulting) Services en
  • Delivery Solutions (LMS, LCMS)

(Voor het gemak en de eenduidigheid is hier gekozen voor de term Learning Managament System of LMS).

N.B.: De relatie met de in LEERNET gebruikte terminologie is gelegd door tussen haakjes (vet cursieve) print.

De functionaliteit van verschillende LMS-en is zo  complex dat ze eigenlijk alleen met uitgebreide demonstraties te vergelijken is. Enkele willekeurige voorbeelden van vragen over functies:

  • hoe zit de push mail functie in elkaar.
  • Kunnen mensen meer dan 1 adres hebben.
  • Hoeveel lagen kunnen learning approval geven,
  • hoeveel lagen diep kun je een organisatieschema kwijt.
  • Hoe werkt het competentie management deel;
  • Hoe de matching?
  • Hetzelfde met Forum discussie functies.
    • Met de backoffice,
    • met report functies voor het management informatie systeem, etc.

Op een hoog abstracteniveau lijken LMS’en sterk op elkaar. Omdat alle LMS’en beogen een complete “end-to-end” oplossing te bieden, moet binnen het pakket alles aan de orde komen, met alle klassieke gevaren van overlap met reeds bestaande functies:

  1. Content generatie of Learning Development System, (LDS)
  2. Consulting services

Maar daarnaast dus:

  • Registratie algemeen
  • (inschrijving, aanwezigheid, (deelname initieel/ just in time leren)
  • Competentie registratie en Personalisatie:
  • HRS-koppeling, certificatie (competentiekaart), verificatie (afvinken)
  • individuele rapportage, carrière-“yield”,
  • curriculum planning (leereis, leeradvies, Goal based learning), vordering binnen curriculum (reflectie)
  • workflow aspecten.
  • Logistiek planning
  • (roostering, ruimten en fysieke middelen)
  • Architectuur compliantie met de “business” en de technische infrastructuur.

Accurate en betrouwbare vastlegging en sturing is -gezien de ermee gemoeide belangen- vanzelfsprekend een bepalend criterium . Maar bovendien kan ook nog een andere indeling worden aangebracht gezien de factor tijd en urgentie: een horiontale gelaagdheid

  • Hoogdynamische (dag tot dag) operationele content (actueel nieuws)
  • Dynamische, vakgebonden (fiscale) content (nieuwe wetgeving, jurisprudentie (cf. bijvoorbeeld LexisNexis) (just in time leren)
  • Statische(r) generieke content : formele kennis, competenties, skills, carriere info  (diploma’s, credentials, milestones) (in virtuele leergroep)

Tenslotte kennen alle LMS pakketten nog de mogelijkheid van een E-Commerce module voor het verwerken van facturen, opleidings-vouchers (waardebonnen), creditcard betalingen, enzovoort. Waarschijnlijk is deze voor de Belastingdienst irrelevant.

  1. eCommerce module

Al met al een onbruikbaar complexe indeling Om daarin tegen de achtergrond van B/C ICT -in het kader van LEERNET– goed onderscheid aan te kunnen brengen dient eenduidigheid te bestaan over welke (knock off) criteria moeten worden gehanteerd. Er kunnen een groot aantal invalshoeken worden gekozen, maar gegeven de grootte en de aard van de B/C ICT  populatie moeten als die van het grootste belang worden beschouwd[18]:

  1. Registratie algemeen
    1. Competentie registratie & personalisatie
    2. Logistiek planning & workflow
    3. Architectuur compliantie

8.1       Registratie algemeen

Een goed Learning Management Systeem, of  LMS moet vanzelfsprekend eenduidig kunnen registreren. Maar als het volledig is heeft het tevens alle functionaliteit om de personeels ontwikkel kant in HR geheel te managen evenals een complete en grote complexe opleidings functie zodat een organisatie nog slechts een HR systeem (in dit geval SAP-HR) nodig heeft om de administratieve (klassieke) kant te managen. Voor de Belastingdienst moet de vraag worden beantwoord waar de “knip” qua functies moet komen te liggen.

8.2       Competentieregistratie & personalisatie

Het LMS kan de cursusregistratie dus koppelen aan een competentie-registratie of PDP (personel development plan).(Bepalen en schrijven leerroute). Zo’n personeel ontwikkelplan is afgeleid van een “gap analysis” tussen het eigen competentie profiel, (wellicht tot stand gekomen na een assessment), en een gewenst profiel (te verwerven competenties) passend bij een rol of functie.

Natuurlijk kunnen te stellen competentie eisen op alle mogelijke manieren gekoppeld worden aan individuen, rollen, organisatie onderdelen, etc. Hierin en in de leermodules en curricula kan ook volop ge-searched en ge-browsed worden. (Leernet matching functie, leerdossier). Met on-line leren kan snel een grote groep worden (bij)geschoold/ gepraat. Als de functionaliteit volledig wordt benut treden er drie neven effecten op.

  1. Ten eerste is resource planning goed mogelijk omdat de Belastingdienst precies weet wat de kwalitatieve en kwantitatieve competenties zijn.
  2. Ten tweede zal de Belastingdienst over een ongekend aantal ‘facts and figures’rondom leerprocessen en faciliteiten beschikken. Een belangrijke bron voor sturing, kosten reductie en optimalisering.
  3. Ten derde zal het systeem integreren met kennis management. Leerervaringen vanuit de toepassing worden uitgewisseld en kunnen, bi-directioneel dus, omgezet worden in on-line kennis/modules.
  • Logistiek planning & workflow

Een goed LMS “manage-t” ook de workshops, klassikale leerprocessen, seminars, zelfstudie etc. (arrangeren, inroosteren). Het backoffice behoort krachtig genoeg te zijn om tienduizenden mensen in een complexe organisatie te begeleiden, plannen, coördineren, rapporteren, monitoren, qua leren, faciliteren etc. Ook alle lokalen, hotels, beamers, (externe /co-) docenten en kosten. (uitvoerbaarheid testen, accorderen, klaarzetten, doorbelasten).

Betrokkenen hoeven op hun systeem niets te downloaden. De lerende evenmin als de manager. Alle PC’s en laptops binnen de Belastingdienst kunnen, indien aangesloten op intranet danwel internet, dienstdoen als leerstation. Leren vanaf de eigen werkplek kan voor de lerende kosteloos indien deze inlogt op het eigen intranet waarbij het net ‘terugbelt’en de kosten voor de Belastingdienst neemt.

De beheerfunctie voor de organisatie kan beperkt worden tot een aantal “ster”gebruikers, bijvoorbeeld planners en coödinatoren voor leerroute/leertaak ondersteuning en een aantal report administrators inclusief enkele regelaars voor complexe automatic mail activiteiten, die bijvoorbeeld alle informatie aanleveren als deel van een MIS. Daarnaast indien gewenst discussie- moderatoren worden ingevoerd. Tenslotte is een beperkte eerste lijn helpdesk nodig.

Omdat leren via verschillende distributiekanalen en communicatie kanalen kan plaatsvinden en de leerstof op verschillende wijzen vastgelegd kan zijn is het mogelijk om een lerende vooraf een (entry)test af te nemen en de didactisch meest optimale vorm voor het leerproces te bepalen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan teamwerk tussen de projectleider, (soms kunnen mensen meer dan één rol op zich nemen), educational designer, subject matter expert, graphic designer, programmer, multimedia specialist, onderwijs coördinator, etc. On-line authoring maakt het bovendien mogelijk om met externe experts een gemeenschappelijk team te vormen.

Alle andere fucties en rollen kunnen worden ge-outsourced (en kunnen desgewenst  in een ASP pakketprijs worden begrepen). Bij huidige grootschalig geimplementeerde LMS situaties blijkt deze opzet veruit populair.  De motivatie is in de regel: substantiële reductie (vaak > 30 % ) in kosten en in de regel aanleiding tot reorganisatie/stroomlijning  van de interne opleidings functie.

Workflow-aspecten:

Het opstellen van een leeradvies en vervolgens het accorderen van een concreet leerplan kan in principe worden ondervangen binnen reeds bestaande workflow-functionaliteit(!). Maar kan ook binnen een LMS op 3 niveau’s plaatsvinden: bijvoorbeeld door mentor, manager, opleidings coördinator. De leerstof ontwikkeling en het onderhoud (I:O:C: model, cognitieve/ervaringstaken) gaat in dat geval volledig online. Een compleet LMS heeft bovendien fase-functies voor leerplannen:

  • historie,
    • in de wacht,
    • gepland maar nog niet geaccordeerd,
    • onder handen leerproces

Een LMS hoort te ondersteunen de niveau’s curriculum, cursus, module, les, topic, subtopic. (Een subtopic is een leerobject, tekst, plaatje, model, figuur, etc.) Op dit niveau kan dan ook door een cursus heen genavigeerd worden.

De communicatie/distributie kanalen voor leerprocessen en coördinatie, begeleiding kunnen ook door de organisatie worden gebruikt ter voorbereiding of vervanging van meetings, om top down iets naar vele doelgroepen te communiceren, of om discussie te voeren. (Plan van aanpak, reflectie/interventie)

8.4       Architectuur compliantie

Vanzelfsprekend is inbedding in de bestaande Business-, Informatie- en Infrastructuur Architecturen van de Belastingdienst onontbeerlijk. Van bijzonder belang is de eerder genoemde koppeling met SAP-HR. Verder zal zodra een definitieve keuze van B/C ICT bekend wordt ten aanzien van een overkoepelende workflow management oplossing, integratie daarmee een hard vereiste zijn.

Door veel leveranciers wordt exclusief de nadruk gelegd op onderscheidende eigenschappen op het multimediale, perceptieve vlak.. Men kan zich afvragen in hoeverre dat voor B/C ICT relevante criteria oplevert. Internet faciliteiten zijn inmiddels goed genoeg om streaming audio en static video aan te kunnen, naast modellen, plaatjes, drag and drop oefeningen, spelletjes en simulaties. Waar relevant kunnen zeer indringende WEB based modules worden samengesteld.

Gegeven de aard en omvang van de Belastingdienst is het onwaarschijnlijk dat een kleinere LMS of Delivery Solution leverancier voldoende functionele en logistieke capaciteit en schaalbaarheid kan bieden om implementatie bij de Belastingdienst binnen een acceptabel tijdbestek mogelijk te maken. De ervaringsgegevens over implementatie effort en –kosten lopen sterk uiteen en dienen een belangrijk keuze kriterium te zijn.

Om die reden zal de keus zich kunnen beperken tot de als  bijlage II opgenomen matrix van de grootste vier LMS leveranciers (zie ook 7.3) en de functionaliteit die ze bieden.[19]

Aanbeveling:

Om reden van integratie en uit oogpunt van kosten en doelmatigheid raden wij sterk aan een volledige ASP oplossing te kiezen. Er zijn leveranciers die inmiddels meer dan 1 miljoen lerenden worldwide “hosten” in strikt beveiligde omgevingen met een performance van 99,97 % op een geplande beschikbaarheid van 24 x 7 x 365 h ofwel “zero down”. Tevens is externe hosting op ASP basis mogelijk bij een eigen extranet oplossing waarbij de volledige infrastuctuur onder beheer van de klant valt. Dit puur om extra security redenen.

  • Learning Content Management Systems (LCMS)
    •  Web-content-management

Het verschil tussen “normale” content en leer-content is in zekere zin arbitrair. Het belangrijke verschil is gelegen in het toekennen van gespecialiseerde meta-gegevens en het koppelen van componenten via een workflow tot een cursus of curriculum (Zie Hfdst 5.9). De content moet door het LMS worden herkend.

Het ontwikkelen en presenteren van educatieve content kan plaatsvinden met (Web-)content-management-systemen. Voordeel is dat er geen verschil hoeft te worden gemaakt tussen leer-objecten en andere kennis-objecten.

Geavanceerde content-management-systemen ondersteunen o.m. vele content-typen (multimedia),  workflow, indexeren/zoeken en personalisatie. Ze hebben vele standaard- interfaces naar “third-party” software (SAP, Peoplesoft, ..).

De content-management komt voort uit document-management. De tradionele  leveranciers hier zijn Interwoven, Documentum en Xpedio.  Er zijn bedrijven die zich hebben gespecialiseerd in web-content-management (o.m. Microsoft, Aptrix (in combinatie met Lotus), Tridion). Als laatste zijn er leveranciers die ook nog hebben gespecialiseerd in personalisatie (Vignette,Broadvision) [20]. De laatstste twee zijn de top in de markt. Alle content-management-leveranciers zijn zich aan het etaleren richting E-learning. Voorbeelden van samenwerkingsverbanden zijn Vignette/OutStart [21],  Broadvision/Powered Inc [22] en Documentum/Plateau[23]. De partners zijn kleine start-ups. 

Er wordt op dit moment onderzoek gedaan bij de Belastingdienst naar een content-management-systeem. Aangeraden wordt om het verband tussen het onderzoek naar E-learning en het content-management-onderzoek in de gaten te houden. Indien er sprake zal zijn van separate systemen zal er een koppeling moeten worden gemaakt.

  • Authoring systems

Het ontwikkelen van educatieve content vindt plaats met z.g. authoring tools. Deze authoring tools ondersteunen educatieve ontwikkelaars, die geen computerexperts zijn, om op eenvoudige wijze educatieve content in te voeren (via templates) en onderling te verbinden (bijv. via een flow-chart). Daarnaast kunnen training-specifieke aspecten zoals verschillende testsoorten, meten voortgang leerling en feedback van de leerling worden gekoppeld.

In een later stadium zijn de hulpmiddelen geschikt gemaakt voor het Internet en voor multimediale objecten (plaatjes, films etc). Naarmate de ontwikkelaar meer geavanceerde functies wil toevoegen zal de ontwikkelaar moeten gaan programmeren. Hiertoe kan hij normale talen gebruiken (bijv. Java). Daarnaast zijn er speciale scripting-talen ontwikkeld (bijv. Javascript). De geavanceerde authoring-hulpmiddelen verschillen qua besturing (testen,  configuratie-management, autorisatie, archivering,  etc.) niet veel meer van de normale content-management-hulpmiddelen.

Om content te kunnen doorgeven naar een LMS is het noodzakelijk dat de content voldoet aan standaarden van de AITC of ADL (Scorm).

Ook hier is er sprake van een uitbouw van bestaande markleiders op het gebied van authoring naar de E-learning-wereld. Zo heeft Macromedia onder meer Authorware en Dreamweaver met Coursebuilder ontwikkeld.  Een overzicht van de belangrijkste authoring-tools staat in [24].

Het belangrijkste onderdeel van een authoring-hulpmiddel is de database met herbruikbare objecten (plaatjes, video’s, tabellen, audio, tekst etc.). De leveranciers gebruiken hiertoe allemaal de normaal beschikbare DBMS’en (vaak met ODBC en soms JDBC). Om deze objecten te kunnen vinden moeten de objecten voorzien worden van meta-data door de auteur.

Als laatste is onafhankelijkheid van presentatie van de content door de toenemende diversiteit van user-interfaces (TV, PC, Spel-computer, GSM) van groot belang. Hier speelt mobiliteit een grote rol (Appliances).

Een voorbeeld van de top in web-based authoring tool is LEAP van Intellinex. Alle markleiders hebben eigen vormen van een min of meer gesloten LCMS’en.

Op het gebied van Learning Objects timmert WBT-systems (met Topclass) aan de weg. Opgemerkt dient te worden dat bedrijven als WBT erg klein zijn en dat het onwaarschijnlijk wordt geacht dat ze de enorme investering die nodig is om een dergelijk geavanceerd LCMS te kunnen ontwikkelen kunnen opbrengen. Het wachten is dan ook op een overname of een faillisement.

  • Uitgevers

E-learning is het integreren van de waardeketen tussen de (educatieve) content-producent en de leerling. Een belangrijke speler op dit gebied zijn uitgevers. Ze zijn allemaal bezig om hun content digitaal te maken en via het Internet of via data-feeds (bijv. nieuws) ter beschikking te stelen. Een volgende stap in de keten-integratie is het “direct” koppelen van de auteur aan de leerling via een “clearing-house”. Dit clearing house zorgt o.m. voor het digitaliseren van de content, , het omzetten van de content naar passende componenten (conversie), het aanbrengen van meta-data en indexen (de taxanomie), centrale opslag, zoekmogelijkheden,  het transformeren naar de juiste presentatie-vorm (channel-management bijv. web, CD, ..), het samenvoegen van de juiste componentent tot een cursus en het zorgen voor betaling en copy-right-management. Een voorbeeld van een dergelijk Nederlands clearing-house is VelvetTree (ex. Bosch en Koening). VelvetTree heeft een engine ontwikkeld gebaseerd op XML-technologie. 

  1. Aanbeveling

De E-learning-markt is aan het exploderen in omzet, functionaliteit, taalgebruik en ondernemingen. Kortom E-learning is een hype aan het worden! Naast traditionele leveranciers van trainingen (bijv. Smartforce, Intellinex) en training-technologie (bijv. Saba) zijn alle leveranciers van onderdelen van E-learning (bijv. workflow/groupware (Lotus), content-management (Vignette), authoring (Macromedia), databases (Oracle), infrastructuur (IBM, Microsoft) en consultancy (KPMG, Deloitte, E&Y, Accenture) zich aan het profileren. De markt is op weg naar een enorme shake-out. Het is dan ook aan te bevelen om de financiele en R&D-kracht van een bedrijf als belangrijk selectie-criterium te nemen.

Het ontwikkelen van een curriculum vooral als dit is gebaseerd op een geavanceerd concept als goal-based-learning is vakwerk. Het gaat hier om een redelijk klein aantal specialisten die kennis hebben van o.m. technologie, (leer/cognitie-)psychologie, implementie (veranderkunde) en exploitatie. Deze kennis moet niet bij één concultancy-bedrijf worden gezocht. Bekend is dat deze bedrijven zeer snel om hun inkomen op te voeren grote hoeveelheden onervaren medewerkers in gaan zetten. Deze medewerkers krijgen ervaring op kosten van de klant. Gezien de belangstelling voor Goal-Based-Learning wordt aangeraden om in ieder geval Roger Schank bij het vervolgtraject te betrekken.

Het betrekken van consulting bedrijven heeft alleen zin als er sprake is van een implementatie (instellen van de parameters). Op dit gebied bepaalt de leverancier van de infrastructuur in zekere zin de keuze van het consultancy-bedrijf. Op dit gebied is Deloitte verbonden met Saba, E&Y met Intellinex en Accenture met Docent (hier zijn ze aandeelhouder van).

Technology-bedrijven zitten eigenlijk in hetzelfde vaarwater als de consultants. Ze hebben hun eigen producten als voorkeur maar pretederen “onafhankelijkheid”. Gezien de dominantie van IBM is een relatie met IBM voor de hand liggend (Zie IBM Mindspan Solutions). Hierbij moet worden opgemerkt dat dergelijke bedrijven geen echte ervaring hebben met training van belasting-personeel. Een belangrijk keuze-critrerium moet zijn dat datgene wat het bedrijf adviseert het ook zelf moet worden gebruikt. Waarbij de vraag naar boven komt welk E-learning-systeem IBM zelf gebruikt!

De E-learning-infrastructuur is aan het stabiliseren en standaardiseren in de vorm van Learning-Management-Systemen. Ze zijn uitgekristalliseerd in de praktijk van de training-leveranciers. Op dit gebied kan in zee worden gegaan met één van de marktleiders (Zie bijlage II).  Hierbij moet worden aangetekend dat Saba bij een groot aantal klanten implementatie-problemen geeft vanwege de enorme functionaliteit. Daarnaast is Docent als bedrijf te klein.

Het belangrijkste onderdeel is content. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen statische specifieke educatieve content (het curriculum) en dynamische content die meer in de hoek van performance-support zit. Op het eerste gebied is er sprake van het ontwikkelen van herbruikbare componenten (learning-objects). Deze ontwikkeling is in het beginstadium. De meeste leveranciers gebruiken nog een hierarchisch model met een aantal vaste lagen (max. 4). Pogingen tot standaardisering binnen AITC, IMS (bijv. EML) en ADL (Scorm) zullen hier overduidelijk een rol spelen. In essentie gaat het in alle gevallen om het matchen van profielen van de medewerker met profielen die aan de content zijn gekoppeld. Het ontwerpen van een dergelijk meta-model is cruciaal en een zeer complexe aangelegenheid. Het zal moeten plaatsvinden of in samenspraak met een leverancier of (wellicht beter) door een team van onafhankelijke deskundigen dat in een later stadium de specificatie overdraagt aan de leverancier.

Ten aanzien van de dynamische content in combinatie met performance-support is een samenwerkingsverband met een (educatieve) uitgever van belang. Het is zinvol om het idee van een Belastingdienst-clearing-house verder uit te werken.

Ten aanzien van de integratie in de Belasting-infrastructuur kunnen grote problemen worden verwacht. E-learning raakt aan alles! Het is dan ook aan te bevelen om te gaan kiezen voor een loosely coupled ASP-oplossing.

Kort samengevat wordt geadviseerd om voordat er sprake is van een “beauty-contest” vooral de content-architectuur (het LCMS) verder uit te werken.  Het in zee gaan met wat voor partij dan ook impliceert een keuze voor een product.  Indien men dit toch wil doen zijn Intellinex (E&Y), Deloitte (Saba) , IBM (Lotus/Mindspan) en Accenture (Docent) in deze volgorde de beste gesprekspartners. 

Bijlage I: Belangrijke standaards in E-Learning

IEEE Learning Technology Standards Committee (LTSC)

Approximately 20 different working groups within the IEEE’s Learning Technology

Standards Committee are each creating a separate but related e-Learning standard.

Topics covered include learning object metadata, learner profiles, lesson sequencing,

computer managed instruction, and content packaging.

The IEEE is influential because nearly every global initiative working on e-Learning standards has agreed to abide by the process for certifying standards set forth in IEEE LTSC P1484. The IEEE LTSC is taking specifications developed by those groups and crafting them into accredited standards that meet strict quality requirement set forth by standards bodies like ANSI and ISO. The LTSC membership is made of individuals and organizations. The LTS also coordinates work with the ISO JTC1 SC36. ISO members are nations rather than individuals or organizations. As e-Learning specifications evolve, the IEEE LTSC is turning them into reliable, verifiable standards with worldwide recognition.

AICC  | The Aviation Industry CBT Committee

The AICC is an international association of technology-based training professionals that was formed to standardize instructional material for aircraft manufacturers and buyers. Going back to the days when DOS was the dominant operating system, the AICC specifications have served, at times, as an early benchmark for the e-Learning industry as a whole.AICC specifications cover nine major areas – from learning objects to learning management systems. Typically, when a company says it complies with AICC specifications, it means it complies at least in part with one or more of the group’s nine guidelines and recommendations. AICC operates a certification program and provides a test suite that e-Learning vendors can use to double-check that their products are in fact compatible with other AICC-compliant systems. This certification is currently available only for an earlier version of the AICC specification. It’s important to note that the AICC remains focused on specific requirements of one industry– its primary goal is to create guidelines that serve the needs of the aviation industry and its vendors. The broader exploration of e-Learning standards is being done today within the more inclusive IMS Global Learning Consortium.

ADL  | Advanced Distributed Learning Initiative

The U.S. government’s Advanced Distributed Learning initiative is the group responsible for creating the Sharable Content Object Reference Model (SCORM). SCORM is the government’s blueprint for an interoperable, learning object-based e-Learning system. The specification was developed to help ensure that government-training materials were interoperable. The result is a set of rules that encourage extreme degrees of granularity – defining very small segments of e-Learning that can be combined to create full courses. Rather than creating specifications out of thin air, the SCORM technical working groups are reusing existing specifications, such as portions of the AICC and IMS specifications. Ongoing work is done in close cooperation with those groups and the IEEE LTSC. This standard is important to any organization or group creating e-Learning modules that will be used by military and government organizations, but is also increasingly getting traction in corporate learning because it benefits from more development resources and better testing than the AICC specification.

IMS  | Instructional Management System Global Learning Consortium

The IMS Global Learning Consortium is comprised of members from educational, commercial, and government organizations. Their charter is to develop and promote open specifications for facilitating online learning activities. This group has been clarifying how e-Learning content should be identified or tagged and how to organize learner information for exchange between the different services involved in learning management. Other specifications include enterprise level data exchange, content packaging, content sequencing, accessibility, reusable competency definitions and question and testing mechanisms. The IMS is the most active standards specification initiative and, because of its broad scope, will present some of the most useful features for customers. It’s worth noting that the IMS has been an active participant¾in cooperation with other groups – in the development of a specification for metadata. These rules will spell out how learning objects are tagged with cataloguing information, such as course titles, authors, publishers and formats. This specification is currently being finalized by the IEEE LTSC and may become the first to become a real, recognized e-Learning standard. The IMS has developed and is maintaining the XML binding to encode the metadata.

Microsoft’s Learning Resource Interchange (LRN)

LRN was the first commercial implementation of the IMS Content Packaging Specification developed by the e-Learning industry and the IMS Global Learning Consortium. LRN is an XML-based schema that defines course content, allowing organizations and e-Learning providers to easily create and manage compatible online learning content. Now that the SCORM specification has incorporated the IMS Content Packaging specification, LRN has largely faded from view as a separate specification.

PROMETEUS: Promoting Multimedia Access to Education and Training in European Society

The various special interest groups (SIGs) of PROMETEUS work to apply and integrate IEEE LTSC standards into Europe’s context and cultures. Their clear underlying ideal is to promote access to education and training to all European citizens – regardless of their age, geographical location or social status. 

PROMETEUS has brought together hundreds of public and private sector organizations. Their goal is tobridge the gap between research and actual use of learning technologies, content, and services. PROMETEUS also provides guidelines, best practice handbooks, and recommendations that will be submitted to Education and Training Authorities and to European Union and International Standards Bodies.

The Dublin Core: Metadata for Electronic Resources

The Dublin Core group is building an interdisciplinary, international consensus around a metadata element set that will make it easier for people to search and find all kinds of electronic resources – including e-Learning building blocks. The Dublin Core group’s initiative has attracted the attention of museums, libraries and government agencies and other organizations involved in cataloguing electronic resources to make information easier to find. e-Learning groups are developing both the IMS metadata specification and the IEEE LTSC Learning Object Metadata (LOM) standard in cooperation with the Dublin Core group. As a result, the LOM standard will incorporate the generic Dublin Core descriptors along with additional data specific to learning objects.

The Dublin Core is an important group to watch because they have active participation and promotion in over 20 countries in North America, Europe, Australia, and Asia.

BIJLAGE II: Functionaliteit bij top-tier vendors [25]

he following table shows a high level analysis of features and functionality with top tier vendors.

Last Updated:  August 9, 2001

NA = Not available

Note:  On December 11, 2000 Saba released a new version of their LMS.  The matrix below does not yet  reflect the new version. 

FEATUREDocent Enterprise 4.7Saba Learning EnterpriseClick2learn
Ingenium 6.0
INTELLINEX
Learning Zone 2.6.1
 
RegistrationStrongWeakStrongStrong 
Self RegistrationYesNAYesYes 
Online Registration & ConfirmationYesYesYesYes 
Call Center RegistrationNoYesNoNo 
Conflict CheckingYesYesYesYes 
Prerequisites CheckingYesYesYesYes 
Registration ApprovalYesYesYesYes 
Individual CalendarsYesNoYesYes 
Workgroup CalendarsYesNoYesYes 
Event SchedulingYesYesYesYes 
Home Page/PersonalizationWeakWeakWeakStrong 
System Driven-Display:
Upcoming and Active Learning
Waiting Lists, Pending Registration Approval Certifications
Learning History
NAYesYesYes 
Learner Driven-PersonalizationNANoNoYes** 
Learning StatusStrongStrongEquivalentEquivalent 
Learning CertificationsYesYesYesYes 
Learning/Training Plan
Current Learning
Learning History
Waiting Lists
Certification Status
YesYesYesYes 
Employee TranscriptsYesYesYesYes 
Certification & Compliance IssuesYesYesYesYes 
Reporting of Course CompletionYesYesYesYes 
Learning information:
Upcoming scheduled
Active/nonscheduled
Waiting lists
Registration waiting-list approval
NAYesYesYes 
Skills-Based (Competency)EquivalentEquivalentEquivalentEquivalent 
Skills InventoryYesYesYesYes 
Skill RequirementsYesYesYesYes 
Skill CertificationsYesYesYesYes 
Multiple Jobs and OrganizationsYesYesYesYes 
Class EnablersStrongWeakEquivalentEquivalent 
Attendance TrackingYesNoYesYes 
On-Line Class RosterYesYesYesYes 
E-CommerceStrongStrongWeakStrong
Credit Card PurchasesYesYesYesYes
VouchersNoNoNoYes
Charge-BacksYesYesYesYes*
Multiple CurrenciesYesNANoNo
Multiple Language Credit TransactionsNANoNANo
Browse/Search-Locate LearningStrongStrongStrongStrong
Learning CatalogsYesYesYesYes
Browsing and Searching OptionsYesYesYesYes
Web-Based LearningYesYesYesYes
CD-ROM, Uploading ResultsYesYesYesNo*****
EntitlementYesYesYesYes
Performance Measurement/ManagementStrongStrongWeakStrong
Career PlanningYesYesYesYes
Tracking and Reporting of Learner ProgressYesYesYesYes
Evaluation of Performance ImprovementYesYesYesYes
Alignment of Training and Competencies With Business GoalsNoYesNoYes
Learner CommunicationStrongStrongStrongStrong
E-Mail MessagingYesNoYesYes
Online Collaboration Tools (chat, messaging, threaded discussion groups)YesYesYesYes
Virtual Classroom and Live Conferencing ToolsYesYesYesYes
Curriculum DevelopmentStrongStrongEquivalentEquivalent
Budgeting & ForecastingYesYesYesYes
Support for Alternate Learning ActivitiesYesYesYesYes
Learning MapsNoNoYesYes
Skill Gap AnalysisYesYesYesYes
Integration CapabilitiesStrongStrongStrongStrong
Ability to Integrate Third-Party ContentYesYes***YesYes
Upload ResultsYesYesYesYes/No****
Course DeliveryStrongStrongStrongStrong**
Multiple Language SupportYesYesYesYes**

*If you are not using the Intellinex e-commerce capabilities, then clients can use the CORE product charge-back feature.

** Planned between Q4 2001 and the end of Q2 2002.

*** Must be AICC compliant.

**** The Learning Zone uploads results from courses taken offline (like NETg courses), but this functionality is not available to all   vendors, or for our own LDS courses (which currently are not available for offline delivery).

*****Through the LMS Monitoring of results is possible, not the uploading.


[1] Matarana H., and Varela F. (1987), The Tree of Knowledge: The biological Roots of Human Understanding, Shambala Publications, Boston

[2] Skinner B.F, (1984), Over gedrag, Boom, Meppel.

[3] Schank R., (1977), Scripts, Plans, Goals and Understanding: An  Inquiry Into Human

Knowledge Structures. With R.Abelson, Lawrence Erlbaum Associates, Hillsdale, NJ

[4] Schank R., (1982), Dynamic Memory: A theory of reminding and learning in computers

and people, Cambridge University Press.

[5] Schank, R.C, (2001), Designing World-Class E-Learning, McGraw-Hill Professional Publishing.

[6] Spek R. van der, Spijkervet, A.(1997). Kennismanagement, Intelligent omgaan met kennis. CIBIT, nr. 1.

[7] Nonaka Ikujiro, Takeuchi Hirotaka, (1995), The Knowledge Creating Company, Oxford University Press.

[8] Marc, J. Rosenberg, (2001), Building successful E-learning strategies, McGrawHill.

[9] Tom Kelly, Vice President of Worldwide Training, Cisco Systems

: About 14 months ago, we approached Intellinex and asked if they could help us develop a learning solution. At first, we told them they had about seven months to develop the solution for us–from the technology, to the site development, content development and portal–but then, in true Cisco fashion, we changed our minds and asked Intellinex if it could be done in three months and they did it.

[10] Papert, S., (1990), Introduction in I. Harel (ed.), Constructionist Learning. Boston MIT

[11] Isaacs, W, Senge P.,(1999),  Dialogue and the Art of Thinking Together : A Pioneering Approach to Communicating in Business and in Life, Doubleday;

[12] Watson I, (1997), Applying Case-Based Reasoning, Techniques for Enterprise Systems, Morgan Kaufmann Publishers.

[13] Schank, R., (1995), Engines for Education, Lawrence Erlbaum.

[14] Breuker,J.A., editor (1990). EUROHELP: Developing Intelligent Help Systems. EC, Copenhagen, 1990. .

[15] Callahan R. (1962) Education and the Cult of Effiency, The University of Chicago Press.

[16] Koper. R (2001), Modelling units of study from a pedagogical perspective, Open Universiteit

[17] Voor een lijst met AITC gecertificeerde producten zie http://www.aicc.org/pages/cert.htm

[18] Er van uit gaand dat het belang van E-Learning duidelijk is, d.w.z. niet door “marketing” hoeft te worden “verkocht”

[19] Bron: Brandon Hall Ph.D. , Sunnyvale CA (www.brandon-hall.com)

[20] Zie voor meer informatie het onderzoek van META Group Consulting naar Tridion Dialog ServerÒ en alternatieven, d.d. november 2001

[21] zie http://www.outstart.com

[22] zie http://www.powered.com/

[23] zie http:www.plateau.com

[24] C. Dean, (2001), Technology Based Training & On-line Learning, Zie http://www.deancbt.demon.co.uk/authrep.htm

[25] Bron: Brandon Hall Ph.D. , Sunnyvale CA (www.brandon-hall.com)