Over Lichaam, Taal en Metaforen

Zo’n 30 jaar geleden waren verhalen er vooral voor kinderen en oudere mensen. ‘Serieuze’ mensen bestudeerden de wetenschap – om de feiten. Inmiddels zijn we er wel achter we niet in een wereld van feiten leven. We leven in wereld, vol van betekenis, in een wereld van mythen en metaforen, gecreeërd door onze verbeelding.    

Inleiding

Telkens als we iets beschrijven in termen van iets anders, creëren we een metafoor. Mijn liefde is als een bloem, mijn leven als een ontdekkingsreis, mijn bedrijf als een kind, mijn werk als een struggle. Een metafoor projecteert een ervaring van het ene (mijn liefde) en contasteert het met iets (een bloem). Elementen in de ervaring van liefde, worden begrepen in het licht van een object, de bloem.

Dit is de manier waarop mensen betekenis geven; door een ervaring te vergelijken met iets. Of door ‘iets’ met ‘iets’ anders te vergelijken. Met iedere metafoor nemen sommige ervaringen in belang toe, en andere af. Alle verhalen en analogieën bevatten metaforen, of we nu willen of niet. We kunnen niet niet in metaforen praten, denken, voelen en leven. Metaforen worden soms opzettelijk gebruikt in onderwijs, therapie, bedrijfsvoering en politiek, omdat ze:

  • Domeinen van betekenis aan elkaar relateren.
  • Een context bieden.
  • Ervaring in perspectief plaatsen.
  • Onze ervaringen ‘versimpelen’.
  • Sequenties van emotionele staten en reakties bevatten.
  • Geconstrueerd of verwijderd kunnen worden.
  • Afkomstig zijn van bestaande of imaginaire analogieën.
  • Duidelijk aanwezig zijn of opgenomen in iets anders.
  • De dragers zijn van veronderstellingen, overtuigingen, criteria en gewenste staten/toestanden.
  • Omdat ze overal voorkomen waar mensen niet verwijzen naar het hier en nu, zoals als we over sport discussiëren, mensen, de toestand in de wereld. Zelfs als we naar muziek luisteren (Faulkner, 1993).

De impact van metaforen is enorm. Onlangs werkten we mee aan een nogal ambitueus researchproject. Na verloop van tijd verliep het wat stroef; zodanig dat de situatie was gefixeerd. Door een aantal mensen werd de voortgang als ‘doelloos’ en ‘ongestructureerd’ ervaren. Anderen hadden het gevoel alleen met het proces van het project bezig te zijn, in plaats van een inhoudelijke verdiepingsslag. Middels gesprekken inventariseerden we onder andere metaforen. Wat bleek was dat er twee verschillende manieren waren waarop het project werd ervaren. Een groot deel van de projectmedewerkers zag het project als een ‘ontdekkingsreis’. Bij een ontdekkingsreis is er wel een eindbestemming, maar de weg ernaartoe is niet vastomlijnd. Er is een vertrek, een queeste (of avontuur), een tijd van contemplatie en een aankomst. Waar die aankomst is, hangt af van de bestemming. Een ander deel van de projectmedewerkers beschouwt zichzelf als deelnemer aan een denktank. Heel letterlijk kunnen we een denktank opvatten als een vat waarin je iets gooit, er er vervolgens iets ‘uit’ komt rollen. Er is een duidelijk begin en eind. Begin is een moeilijk vraagstuk en eind is een oplossing (of meerdere). Het impliceert een ‘informatie’verwerkend proces, waarbij wat er in de ‘tank’ gebeurt niet eens zoveel uitmaakt. Het gaat erom dat er iets van waarde uit komt ‘rollen’. Daarnaast impliceert ‘denktank’ ook een ‘binnen’ en een ‘buiten’, kortom: veel duidelijker afbakening ten opzichte van de context. Medewerkers met de ‘denktank’ metafoor vonden dat e.e.a. te rommelig en ongestructureerd verliep. Medewerkers met de ‘ontdekkingsreis’ metafoor waren op zich tevreden, maar hadden meer behoefte aan inhoudelijke richting. Een combinatie van beide metaforen en de explicitering daarvan, was nodig om het project nieuw leven in te blazen.

Andere mogelijke metaforen voor een dergelijk project kunnen zijn:

  • een spel,waarin je kunt winnen of verliezen.
  • een machine, die begint als nieuw, vervolgens ‘in gebruik’ is, verouderd en tenslotte aan vervanging toe is.
  • een verhaal, met een begin, een midden, een climax en een einde, vaak rondom een held.
  • een toneelstuk, met een 1e akte, een 2e akte, een climax en een einde.
  • een seizoen (of het proces van de jaargetijden, met de overgangen van zomer naar herfst, naar winter, naar lente en zomer. Tijdens de seizoenen wisselt het activiteitenniveau zich af met reflectie en rust).

Het inbrengen van één van deze ‘metaforen’ kan een nieuw licht op de doelstelling, het ontwerp en de aanpak van het project werpen. Betrokkenen dienen zich bewust te zijn van de gehanteerde metafoor. De kans dat er ‘misverstanden’ optreden en inefficiency ontstaat wordt dan sterk gereduceerd.

Hierboven hebben we het meest zichtbare van metaforen toegelicht; hoe we ze in het dagelijks leven relatief duidelijk tegenkomen. Echter, metaforen impliceren meer. Wat ligt er aan ten grondslag, hoe creërt de mens metaforen en waar komen ze vandaan? Voor een antwoord moeten we kijken naar de relatie tussen taal en lichaam.    

Niet bewijzen, maar geloven

Het onderzoek naar metaforen is in een stroomversnelling geraakt door Lakoff [1].  Lakoff  houdt zich al jaren bezig met de achtergronden van taal. In eerste instantie was hij bezig om taal wiskundig te beschrijven (syntax, semantiek). Het bleek niet mogelijk om de wijze waarop we dagelijks met elkaar praten op deze manier te verklaren. Onze taal is doorspekt met beelden, metaforen, en bestaat niet slechts uit ‘feiten’ zoals de wiskunde die definieert. Lakoff bereikte een doorbraak door het uitgangspunt te kiezen dat alle redeneringen gebaseerd zijn op het gebruik van metaforen.

Uitgangspunt is dat we niet figuurlijk maar letterlijk redeneren. Als we iemand horen praten vertalen we onbewust alle metaforen razendsnel in ons bekende termen. We snappen het. Als we letterlijk naar iemand luisteren kunnen we nog veel meer te weten komen over de drijfveren (de levensmetaforen) van onze gesprekpartner. We begrijpen nieuwe dingen door ze te relateren aan vergelijkbare verklaringen uit het verleden. Dit in tegenstelling met de “wiskundige aanpak” die sterk denkt in “bewijzen”, “gelijk zijn” en “deel uit van maken van”. Lakoff kwam er achter dat mensen niet bewijzen maar geloven. Geloven is gebaseerd op het gebruik van metaforen. Als iets lijkt op datgene wat we al kennen (en vertrouwen) voelt het goed. 

Meer over metaforen

Containermetafoor

Ik heb vreselijk het land

Aan begrenzing, maar niet aan grenzen.

L. Vroman: Twee gedichten

Metaforen worden aangeleerd door de voortdurende interactie tussen de mens en de buitenwereld. We zijn fysieke wezens en worden van de rest van de wereld gescheiden door onze huid. We ervaren de rest van de wereld als iets dat buiten onszelf is. Ieder van ons is een ‘container’, met een begrenzend oppervlak, de huid, en een binnen en buiten oriëntatie (Lakoff, 1980, p.29). We projecteren onze binnen/buiten-oriëntatie op andere fysieke objecten die door iets worden gescheiden; we denken dat ze op ons lijken. We bekijken ze dus ook als containers. Kamers en huizen zijn containers. Als we van de ene kamer in de andere lopen, begeven we ons van de ene container naar de andere. We gaan uit het een, naar het ander. Als we geboren worden leren we door te kruipen dat we ergens naartoe kunnen, het doel, en door op te staan leren we het verschil tussen op– en neer. De betekenis van ‘op’, ‘neer’, ‘uit’, ‘naartoe’, ‘boven’, ‘onder’ wordt al zeer vroeg in onze kinderjaren vastgesteld. In alle talen staat de term “op” voor positief en de term “neer” voor negatief. Dit heeft enorme implicaties voor de wijze waarop mensen, organisaties en de maatschappij functioneren.

Personificatie

Naast tastbare (zichtbare, reukbare) begrippen, zoals een  bloem en een stoel, zijn er ook constructies die bedoeld zijn om de wereld simpel en compact te maken. Dit is nodig omdat we in geval van gevaar snel moeten kunnen reageren. Hier maken we impliciet gebruik van de verzamelingenleer; we scharen iets onder een geheel. We praten dan niet over een ‘stoel’ maar over ‘meubelen’. Het begrip ‘meubelen’ kunnen we ons echter niet voorstellen. Zie maar eens ‘meubelen’. Dan zie je vast een verzameling stoelen, tafels en banken, maar ‘meubelen’ an sich, kunnen we ons niet voorstellen. We voelen het niet. In de praktijk blijven we daarentegen toch doorgaan met het gebruik van onze zintuigelijke ervaring. Ieder mens gebruikt bij het abstracte redeneren een deel van de verzameling (een prototype, bijv. de stoel) om door te kunnen redeneren. We plakken eigenschappen van het deel aan het geheel (een meubel is een soort stoel). Zo ontstaat het idee van de lerende organisatie door een eigenschap van de mens (leren) de koppelen aan het geheel, de organisatie.

Metaforen en hun cyclisch karakter

Metaforen worden aangeleerd door de interactie van de mens met de wereld buiten hem.  De werkelijkheid bevat vele cycli. We zijn lichamelijk en geestelijk tussen de middag op onze top (Rossi,…). Iedere dag gaat de zon op en onder. Ieder jaar maken we seizoenen mee. De kortste en de langste dag zijn al eeuwenlang gebeurtenissen waarop krachtige rituelen werden en worden uitgevoerd (denk aan Kerstmis). Aangezien metaforen gebaseerd zijn op “directe” waarnemening hebben ze onderling een cyclisch verband. Na de winter komt de lente. Na de nacht komt de dag. De winter is “neer” en de dag is “op”. In ons redeneren maken we gebruik van dit soort patronen. De overgang naar een volgende stap in de cyclus gaat bijna altijd gepaard met een dramatische gebeurtenis die wordt vertaald in een ritueel (a ritual of passage). We moeten er even “doorheen”. Belangrijke cycli en hun overgangen zijn door middel van mythes generatie op generatie doorgegeven. Denk bij voorbeeld aan de zondvloed. 

Metaforen verbindt wetenschap en sprookjes

Achter het wetenschappelijke denken liggen een aantal standaardmetaforen. Lakoff heeft deze aanpak toegepast op de filosofie en wiskunde en komt met opmerkelijke resultaten. Zelfs de wiskunde blijkt lichamelijk te zijn gefundeerd[2]. Het doorvertalen van Lakoff naar andere vakgebieden staat nog in de kinderschoenen maar zal zeker enorme invloed hebben.

Een belangrijke consequentie van het onderzoek van Lakoff is dat het idee over waarheid moet worden aangepast. Op dit moment worden er twee waarheden onderscheiden: de wetenschappelijke waarheid voornamelijk gebaseerd op de wiskunde en de logica en de waarheid van het volk te vinden in de spreektaal. De laatste waarheid  wordt geassocieerd met geloven. In de spreektaal wordt kennis doorgegeven in de vorm van onder meer sprookjes, mythes en spreekwoorden.  Nu de wiskunde een metaforisch fundament blijkt te hebben, schuiven de twee werkelijkheden weer in elkaar. Als deze trend doorzet is het voorspelbaar dat vakgebieden die door de dominatie van de wiskunde (de exacte vakken) in waardering zijn gezakt, zoals de literatuur, weer in waarde zullen stijgen. Dit is al te zien in de toenemende interesse in verhalen bij organisatie-ontwikkeling en strategie-formulering (narratives, cases).

Opkomende metaforen

De metafoor van de machine (computer, stoommachine), de fabriek en de lopende band (componenten, standaardisatie, logistiek) zijn tot op heden dominante metaforen. Ze hebben hun impact gehad in vele vakgebieden. Ziekenhuizen zijn in dertig jaar tijd getransformeerd van kloosters waar nonnen het lijden en de loutering van de patienten begeleiden naar fabrieken. In deze fabriek wordt de mens gezien wordt als een ‘kapotte machine’ waar onderdelen moeten worden vervangen. Dokters zijn getransformeerd in technici. Wachtlijsten zijn een gevolg van het logistieke denken.

Zodra een metafoor te dominant wordt, springen we, via een dramatische gebeurtenis, naar een volgende stap in een cyclus. Door de machine is de zingeving in de westerse wereld op de achtergrond geraakt. De wereld is in de winter terecht gekomen. Ze is koud en guur. De westerse wereld wacht op de lente. Geen wonder dat in vele vakgebieden het eenheidsdenken (de centrale besturing) wordt verlaten en de metaforen van het leven (chaos, organisme), de wensdroom, het theater en het pretpark aan het opkomen zijn.

Wat kunnen en willen we er mee?

Het toepassen van de denkbeelden van Lakoff is niet simpel. We zitten enorm ‘vast’ in het wetenschappelijke, figuurlijke, denken. Het letterlijke denken met behulp van metaforen vindt op andere niveaus plaats. Het kost moeite om ons ervan bewust te worden. Als we het gaan toepassen worden zaken erg duidelijk. We zeggen waar het op staat en dat wordt over het algemeen niet op prijs gesteld. We hebben het “door”. Het toepassen van het metaforisch denken is confronterend. We achterhalen het denkraam (de world-view) van een persoon. Mensen houden ten koste van veel vast aan hun paradigma’s. Ze geven zekerheid. Het transformeren van metaforen van mensen en organisaties is mogelijk. Het probleem hierbij is dat we methoden en technieken gebruiken die “vreemd overkomen”. Ze worden niet als “wetenschappelijk” gezien. Daarnaast staat het onderzoek nog in de kinderschoenen. Er zijn nog geen complete bibliotheken met metaforen. We weten nog te weinig over onderlinge relaties.

‘There’s no choice on how to start.

 The path has been entered or it hasn’t’.

(Will McWhinney, 2001)

Literatuur

Faulkner, C. (1993). The Mythic Wheel of Life. Audio Cassette seminar. Genesis II, Lyons.

Lakoff, G., Johnson, G. (1980). Metaphors we live by. University of Chicago Press. Chicago & London.


[1] Lakoff G., Johnson M. (1999), Philosophy in the flesh, Basic Books;

[2]Lakoff G,  Nunez R (2000), Where Mathematics Comes From: How the Embodied Mind Brings Mathematics into Being, Basic Books;